Zelfhulp aan gokverslaafden
De AGOG is een zelfhulporganisatie voor gokverslaafden en voor mensen met een relatie tot een gokverslaafde, dat wil zeggen: voor partners, voor ouders en voor andere familieleden of vrienden van een gokker.
De AGOG biedt een bijzondere vorm van hulp aan gokverslaafden en mensen in hun omgeving, namelijk zelfhulp.
Bij zelfhulp gaat het om een specifieke vorm van hulpverlening: men pakt met een groepje lotgenoten een gemeenschappelijk probleem aan. De kracht zit juist in de kleine groep en het specifieke probleem. Het delen van deze ervaringen is belangrijk. Herkenning speelt een grote rol.
Zelfhulp is gebaseerd op vrijwilligheid. Mensen nemen vrijwillig deel aan een groep. Bij de AGOG is het werk van de gespreksbegeleiders vrijwilligerswerk. Ook alle andere mensen die bij de AGOG betrokken zijn op organisatorisch of bestuurlijk niveau doen dit op basis van vrijwilligheid. Niemand ontvangt een salaris. Dit is bij veel andere zelfhulpgroepen ook het geval.
De deelnemers aan een groep zijn allemaal lotgenoten. Iedereen heeft dezelfde ervaring. Er zijn geen beroepshulpverleners bij betrokken.
Zelfhulp biedt eigenlijk datgene wat in onze samenleving steeds meer is gaan ontbreken: de tijd en de bereidheid naar elkaar te luisteren. Naar elkaar luisteren zonder met dooddoeners aan te komen. Over problemen kunnen praten, zonder iets te hoeven verbergen. Het ondervinden van waardering voor jezelf als mens, zonder te kijken naar wat je maatschappelijk voorstelt.
Bovendien ontmoet je in een zelfhulpgroep mensen die er niet aan onderdoor willen gaan, mensen die met hun probleem hebben leren omgaan en die voor een ander daardoor ‘een goed voorbeeld’ vormen. Er is dus hoop.
Mensen komen op verschillende manieren met zelfhulpgroepen in aanraking. Er is veel mond tot mond reclame. Televisieprogramma’s over gokverslaving hebben ook veel verwijzingen opgeleverd. Ook zijn de contactpersonen van de zelfhulpgroepen meestal bekend bij onder andere huisartsen, telefonische hulpdiensten, maatschappelijk werk, geestelijke gezondheidszorg, enzovoorts. Veel zelfhulporganisaties hebben een website en een landelijke informatienummer. Kortom, mensen die een groep zoeken, zullen deze zeker vinden.
Een deelnemer aan een AG-groep aan het woord:
“Via een televisieprogramma hoorde ik toen van de AGOG. Toen ik daar voor het eerst bij een zelfhulpgroep voor gokkers kwam, voelde ik meteen: dit zijn mijn maatjes. Die mensen knikten toen ik mijn verhaal vertelde want ze weten hoe het is om aan de kast verslingerd te zijn”.
In een zelfhulpgroep kom je bij elkaar in een veilige sfeer, informeel en persoonlijk. Iedereen is op een bepaalde manier gelijk, er is geen verhouding van deskundige tegenover niet-deskundige. Een ander kan misschien wel wat verder zijn dan jij, maar op zich is iedereen deskundig. Er zijn geen dossiers, er is geen wachtlijst en het kost je (vrijwel) geen geld.
Veel mensen kijken vaak argwanend tegen zelfhulpgroepen aan. Soms wordt gedacht dat mensen bij elkaar komen om elkaar te beklagen. Ook het feit dat groepen geleid worden door mensen die het probleem uit eigen ervaring kennen en niet door een beroepshulpverlener, vindt men vaak vreemd. Toch blijkt dat zelfhulp werkt.
Rondom verslavingen bestaan verschillende zelfhulpgroepen. De oudste is de AA, waar het gaat om alcoholverslaving. Er zijn ook groepen rondom roken, gebruik van medicijnen en kalmeringsmiddelen, harddrugs, eten en gokken.
Definitie van zelfhulp
Zelfhulp wordt door de AGOG gedefinieerd als:
“Een specifieke vorm van hulpverlening waarbij men met een groep lotgenoten (in dit geval: gokverslaafden en mensen uit de omgeving van een gokker) een gemeenschappelijke problematiek (de gokverslaving en hoe daar mee om te gaan) aanpakt”.
In de zelfhulpgroepen wordt de verslaving als een persoonlijk probleem – en dus niet als maatschappelijk of omgevingsprobleem gezien. De weg van herstel wordt daarmee helemaal de weg van het individu. Je bent zelf verantwoordelijk en daardoor wordt het herstel eigenlijk een begaanbare weg. De keuze om ergens mee te stoppen is helemaal aan jou. Daarnaast moet je ook werken aan structurele veranderingen die nodig zijn om het vluchten in een verslaving ‘overbodig’ te maken.
In een zelfhulpgroep moet je het allemaal zelf doen, maar tegelijkertijd help je en steun je elkaar; je bent met lotgenoten. Er wordt ook gezegd: “Jij alleen kunt jezelf helpen, maar je kunt het niet alleen. Je kunt daarbij geholpen worden door mensen die hetzelfde hebben meegemaakt”.
Anonimiteit
Een belangrijk kenmerk van zelfhulpgroepen is het beginsel van anonimiteit. De deelnemers kennen elkaar alleen bij hun voornaam. Over de rest wordt niet gesproken. Ze weten niets over elkaars achtergrond, waar men woont, welk werk men heeft enzovoorts. Hierdoor kunnen zowel de groepsgesprekken als de contacten daarbuiten beperkt blijven tot de “hier-en-nu” situatie. Tegelijkertijd wordt zo de veiligheid van de groep gegarandeerd en wordt de openheid naar elkaar bevorderd. Dit is precies de bedoeling van het (herstel-)programma. Op deze manier blijven maatschappelijke belemmeringen, die worden bepaald door naam, geld, werk, enzovoorts buiten de groep. En sta je tegenover elkaar zoals je zélf bent.
Het beginsel van anonimiteit geeft echter meer aan. Bijvoorbeeld ook dat ieder mens het recht heeft bij de groep te gaan zitten, los van zijn verleden. De vraag in hoeverre de individuele deelnemers tegenover de groep en de buitenwereld voor hun verleden willen uitkomen is een andere en persoonlijke beslissing.
De A van AGOG staat duidelijk voor deze anonimiteit.
Kenmerken van zelfhulpgroepen
Voor veel zelfhulpgroepen gelden de volgende kenmerken:
- Een zelfhulpgroep is autonoom, dat betekent dat de groepsleden zelf uitmaken wat er in de groep aan de orde komt;
- De leden van de groep zijn lotgenoten, zij hebben allemaal hetzelfde probleem. Voor de AGOG is dit: gokverslaafd zijn of een nauwe relatie hebben met iemand die gokverslaafd is;
- In veel groepen zijn de deelnemers aan de groep anoniem. Dat betekent dat zij elkaar alleen bij de voornaam kennen. Namen en adressen en telefoonnummers en eventuele andere gegevens zijn alleen bekend bij de gespreksbegeleiders van de groep. Mensen die aan een zelfhulpgroep deelnemen, doen dit op basis van vrijwilligheid;
- De ideale zelfhulpgroep bestaat uit maximaal twaalf personen. Dit heeft te maken met het onderwerp van de groepen. Veel problemen zijn het beste in een kleine groep te bespreken;
- De aard van het probleem op basis waarvan de zelfhulpgroep is ontstaan, is vaak immaterieel en psycho-sociaal van aard. De verslaving staat niet op zichzelf, maar is steeds verbonden met psycho-sociale elementen, zoals eenzaamheid, angst, onbegrip, stigmatisering, en dergelijke;
- Het delen van ervaringskennis staat centraal. De leden van de groep verlenen elkaar onderlinge steun. Ervaringen en emoties worden onder elkaar uitgewisseld. Men luistert naar elkaar en reageert op wat ter sprake komt. De leden zoeken individueel en gezamenlijk naar een oplossing van hun problemen;
- Het helper-principe geldt. Dit betekent dat ieder groepslid op zijn beurt helpt of geholpen wordt. De leden die hun probleem voor een deel hebben overwonnen, dienen als rolmodel voor anderen. Het helper-principe stelt dat door het helpen van anderen, men zichzelf het beste helpt;
- De spiegelfunctie van een zelfhulpgroep is groot. Dit kan een bepaald leereffect hebben. Door anderen over hun problemen te horen vertellen, kunnen groepsdeelnemers zich met de anderen identificeren, doordat zij zich in het verhaal van de ander herkennen. Door het uitwisselen van gevoelens en ervaringen beleven ze het “zelf-doorgemaakte” duidelijker en rijker. In de zelfhulpgroep kan geoefend worden in het aanvaarden wat de deelnemers is overkomen.
De zelfhulpgroep wordt begeleid door een van de leden van de groep. Dat wil zeggen dat de gespreksbegeleiding in handen is van iemand die de problematiek van de groep uit eigen ervaring kent. De gespreksbegeleider heeft zijn probleem al voor een deel overwonnen en is daardoor in staat om te dienen als voorbeeld voor de andere groepsleden die aan het begin van het proces staan. De gespreksbegeleiders van de AGOG hebben voor deze taak meestal een specifieke training gevolgd.
Willen mensen in een groep goed kunnen functioneren, dan moeten ze wel over bepaalde vaardigheden beschikken. Ze moeten bereid zijn naar anderen te luisteren. Ze moeten over enige vaardigheid beschikken om hun eigen gevoelens onder woorden te brengen. Ze moeten ook over het nodige lef beschikken om deze persoonlijke gevoelens te uiten. Daarnaast moeten de deelnemers eerlijk ten opzichte van zichzelf kunnen zijn. Ze moeten bereid zijn tot zelfreflectie. En ze moeten in staat zijn om met zichzelf geconfronteerd te worden.
Mensen die bij een zelfhulpgroep terecht komen, krijgen vaak nieuwe hoop en maken vaak een nieuwe start in hun leven. Het isolement waarin zij verkeren, wordt doorbroken. Vaak durven ze de uitdagingen van het leven dan weer opnieuw aan.
Er is wel een voorwaarde aan verbonden om dit te bereiken. Er moet behoorlijk hard gewerkt worden en de deelnemer moet dat helemaal zélf doen. Niet voor niets heten de groepen zelfhulpgroepen.
Een aantal groepen werkt met een ‘stappenplan’ waaruit aandachtspunten voor de groepsbijeenkomst afgeleid kunnen worden; soms bereiden groepen de bijeenkomst voor aan de hand van een thema en soms wordt teruggegrepen op hetgeen tijdens een vorige bijeenkomst aan de orde is geweest.
Het proces in een zelfhulpgroep
In het proces dat een deelnemer aan een zelfhulpgroep doormaakt om van zijn verslaving af te komen, zijn een aantal fasen onderscheiden.
De eerste stap is het laten vallen van de schijn: het probleem moeten erkennen of, zoals in het twaalf stappenplan van de AGOG en andere zelfhulpgroepen staat: “Jezelf bekennen dat je machteloos staat; ophouden jezelf en anderen voor de gek te houden”. Dit is een moeilijke en ingrijpende stap, juist omdat je dan geconfronteerd wordt met de bodem van je bestaan. Dit kan zo onverdraaglijk zijn, dat je er het liefst voor wilt weglopen. Voordat mensen deze eerste stap doen, hebben ze dan ook dikwijls het putje van hun bestaan gezien. De één heeft beseft dat hij, als hij zo doorgaat, alles zal kwijtraken: z’n partner, gezin, familie, laatste vriend, z’n waardigheid, trots, werk, huis of bezit. De ander is alles al kwijt en heeft niets te verliezen.
Het er van af willen is de volgende stap. Ook dat betekent een confrontatie met jezelf, omdat je meestal geneigd bent te zeggen: “Natuurlijk wil ik stoppen, maar…” en dan komt: “Ik kan niet, durf niet, het is nu geen goed moment, etcetera”. Volgens veel deskundigen heeft het geen zin om mensen die niet echt willen stoppen in een afkickproces te betrekken.
Deze eerste stappen zijn pas mogelijk als er een groep is die om je heen staat, die je aanmoedigt en die je helpt bij het verzamelen van moed: moed om jezelf totaal onder ogen te komen, om te (laten) zien wie je werkelijk bent, om alle angsten en frustraties in jezelf te ontdekken.
Om dat allemaal op te brengen, heb je mensen nodig die zeggen: “Laat je maar gaan, laat die schijn maar vallen. Ik heb het ook gedaan, kijk eens naar mij”. “Je overleeft het wel. Uiteindelijk zal je jezelf bevrijden. Het is ons ook gelukt”. Het is heel bemoedigend om die voorbeelden om je heen te hebben. Het wordt veel draaglijker, als je hoort: “Hou maar op met die smoesjes, ik weet er alles van, ik ken alle trucs van jou want ik heb ze ook gebruikt. Maar het hoeft echt niet. Ik accepteer je zo ook wel, ja zelfs nog liever”.
De geweldig moeilijke stap van het accepteren van jezelf zoals je bent (en juist op het moment dat je die stap doet, voel je je niets waard), wordt mogelijk als er zo’n acceptatie is van anderen die net zo zijn als jij. “Je bent er voor ons niet minder om” is dan van levensbelang.
Het idee van: ‘Ik accepteer jou zoals je bent, je bent geen haar beter of slechter dan wij, je bent iemand met mogelijkheden, je bent de moeite waard’ is ook de kern van zelfhulp: de bemoediging en de acceptatie zoals je bent.
Dit lijkt met elkaar in tegenspraak: ‘erkennen dat je niet waard bent, dat je hebt gefaald’ naast het ‘horen dat je de moeite waard bent, dat je wordt geaccepteerd’. Toch moet je deze beide uitersten volledig ondergaan, je moet beide boodschappen diep tot je laten doordringen.
De groep heeft hiermee een grote verantwoordelijkheid. Je eist in feite dat iemand zich uiterst kwetsbaar opstelt en op zo’n moment kun je die persoon maken en breken. Hier moet je als lid van de groep niet al te sterk van bewust zijn, daar kun je namelijk onzeker van worden. De meeste groepen laten zich niet onzeker maken. En dat is maar goed ook.
Het is belangrijk om vertrouwen te hebben in de zelfhulpmethode. Als een groepslid niet meer wil meedoen, kan hij beter afhaken. Wel kan de groep zo iemand nog benaderen en vragen of hij nog terugkomt. De meeste groepen blijven openstaan, ook voor mensen die een keer of vaker zijn afgehaakt. Het belangrijkste is dat mensen uit eigen beweging moeten komen en bijvoorbeeld niet door hun partner of ouders worden gestuurd. Wie niet uit zichzelf komt, blijft voor anderen onbereikbaar.
Effect van zelfhulp
Het is moeilijk uit te leggen wat het effect is van een zelfhulpgroep. Regelmatige deelnemers zijn overtuigd van het nut. Ze zijn in staat geweest om gokvrij of nuchter te worden en een nieuw leven op te bouwen.
Er wordt soms gezegd dat zelfhulpgroepen een goed en goedkoop alternatief bieden voor de beroepshulpverlening. Met name wordt dit gesteld wanneer het verslavingen aan gokken, alcohol, drugs, medicijnen en eten betreft. Zelfhulp mag en kan geen goedkoop alternatief worden voor de dure beroepshulpverlening, het is een andere vorm van hulpverlening.
Beter is het te zeggen dat zelfhulpgroepen een belangrijke aanvulling bieden op iets wat de beroepshulpverlening niet kan geven. De beroepshulpverlener is namelijk geen ervaringsdeskundige, maar iemand die doorgeleerd heeft voor hulpverlener, die voor zijn werk een salaris ontvangt en die het probleem dus niet ‘van binnen uit’ kent.
Op het moment dat iemand problemen krijgt door zijn verslaving, wordt niet alleen om praktische hulp gevraagd maar zoekt men ook iemand die naar deze problemen kan luisteren. Vroeger waren deze mensen in de familie of buurt makkelijker te vinden dan tegenwoordig. Een luisterend oor kan in een zelfhulpgroep gevonden worden. Maar het gaat in de groep op de persoonlijke bewustwording, de onderlinge steun en bemoediging en het sociale contact van de groep die zo belangrijk zijn in het herstelproces.
Kwetsbaarheid van zelfhulpgroepen
Zelfhulp is ook kwetsbaar. Juist omdat de sterkte van de groep ligt in het delen van een heel specifiek probleem, in niet te veel strak organiseren en in de inspanning van alle deelnemers zonder dat er een beroepskracht bij betrokken is, moeten alle deelnemers ook bereid zijn samen de kar te trekken.
Het is soms ook heel moeilijk om dit werk over langere termijn vol te houden. Vandaar dat men in een aantal gevallen toch een beroep gaat doen op anderen: op mensen die de problematiek reeds achter zich hebben, een stichtingsbestuur voor organisatorisch werk en op beroepskrachten voor ondersteuning.
Een ander gevaar dat op de loer ligt in zelfhulpgroepen is dat de begeleiders van de groepen al doende zoveel ervaring gaan ontwikkelen, dat zij dreigen ‘beroepstherapeutje’ te gaan spelen. Soms dreigt de ervaringsdeskundigheid beroepsmatige vormen aan te nemen. Het komt voor dat goed draaiende groepen die veel ervaring hebben een vergoeding voor de begeleiding gaan vragen. De ervaringsdeskundige begeleider gaat dan een formele vergoeding of salaris ontvangen en daarmee wordt ook een van de kenmerkende eigenschappen van zelfhulp onderuit gehaald.
Zelfhulpgroepen en beroepshulpverlening
In de beroepshulpverlening wordt vaak verschillend gereageerd op het verschijnsel zelfhulpgroep. Men ziet er sterke afweer naast gedogen. Steeds vaker ziet men ook dat beroepshulpverleners gespreksgroepen voor lotgenoten organiseren.
Volledige onafhankelijkheid van de beroepshulpverlening kan gezien worden als een kenmerk voor n alle zelfhulpgroepen maar in de praktijk blijkt dat er in de afgelopen jaren op steeds verscheidener manier sprake is van samenwerking. Deze samenwerking is afhankelijk van een aantal factoren. De aard van het probleem kan een bijna automatische samenwerking met beroepshulpverlening, meestal de medische zorg, inhouden.
De laatste jaren zijn gelukkig steeds meer beroephulpverleners zich bewust geworden van het positieve effect van lotgenotencontact. Steeds meer beroephulpverleners beschouwen zelfhulp als volwaardige vorm van hulp. Deze beroephulpverleners stellen zich bescheiden op en kiezen voor een voorwaardenscheppende rol.
Bij de AGOG is dit duidelijk waarneembaar doordat een groot aantal groepen hun bijeenkomsten kunnen organiseren in de gebouwen van de instellingen voor verslavingszorg, zonder dat deze instellingen zich met de inhoud van het lotgenotencontact bemoeien.
Inmiddels is het nut van zelfhulpgroepen ook in vele beleidsstukken onderschreven. Vroeger werden de groepen niet of nauwelijks ondersteund: “Zelfhulp betekent toch zelf doen? Dan moet je jezelf ook maar zelf zien te bedruipen”. Een aantal beleidsmakers op zowel het niveau van de rijksoverheid als de lokale overheid, heeft ingezien dat zelfhulp ondersteuning verdient. Deze ondersteuning bestaat niet uit bemoeienis met het inhoudelijk werk van de groepen, maar praktische ondersteuning zoals een plek om bijeen te komen, of subsidie voor deskundigheidsbevordering, publiciteitsacties en administratieve activiteiten, enzovoorts.